Home  | G.H. Lückens  | Modelleerwerk  | Tekeningen  | Werk divers  | Sitemap  | 

Textielnijverheid

Ambachtslieden in de textielnijverheid.

Weverswerkplaats

Een in huis gevestigde weverswerkplaats.

Vele Hollandse steden hadden in het begin van de 17e eeuw een bloeiende lakenindustrie. De basis van het laken was wol, dat veelal aangevoerd werd vanuit Engeland.

Verschillende beroepen
De textielnijverheid was gespecialiseerd in verschillende beroepen zoals wolkopers, vachtensorteerders, vachtenbloters (wolplukkers), wassers, schrobbelaars en wolkammers, ververs, spinners, wevers, droogscheerders, nopsters en vollers.

Van wol tot laken
De wol werd gesorteerd en gewassen en daarna geverfd. De ververs kookten de wol in grote kuipen, in een verfbad met water, meekrap, weede of aluin en vrijwel altijd urine. Na het verven kwam het kammen en spinnen van de draden, wat veelal door vrouwen werd gedaan. Vervolgens werd de wol geweven tot lakens. Het weven gebeurde bij de mensen thuis.

De wevers waren niet in vaste dienst van een lakenhandelaar (drapenier). Zij kregen stukloon en werden uitbetaald naar de hoeveelheid wol die ze verwerkten, of naar de breedte en het aantal geweven lakens.

Vollen
Na het weven kwam het vollen, om de lakens een soepel aanzien te geven. Dit was een smerig en ongezond werk. In grote kuipen gevuld met een mengsel van water, urine, aluinaarde en zeep stampten de vollers (of volders), vrijwel naakt, dagenlang op de lakens rond. Dit vroeg om een bepaald soort mensen. En het waren dan ook vooral de vollers, die herhaaldelijk naar het wapen van de werkstaking grepen om hun looneisen kracht bij te zetten.

De Volders overleden nog vroeger dan de gemiddelde zeventiende-eeuwer, meestal aan infecties of longziekten. De vollers werden door de eerzame burgerij met de nek aangekeken. Hun werk was zwaar en werd slecht betaald. Als het brood door oorlog of mislukte oogst erg duur was kon een wever of voller vaak niet rondkomen met het schamele loon.

De door het vollen gekrompen en vervilte lakens werden in de gracht uitgespoeld om dan op grote houten stellages, ramen, te worden gespannen en opgerekt. In vele Nederlandse steden zijn nog straatnamen zoals Ramen en Raamstraat die op deze werkzaamheden duiden.